Colum Christine Maack De dag dat de Moldaviers terugkwamen

De dag dat de Moldaviërs terugkwamen

In de regel gaat het zo: je zit thuis en wacht op de vakmannen. Ze zeggen dat ze om acht uur komen. Om tien uur zijn ze er nog steeds niet. De uitzondering is: je zit niet thuis — en de vakmannen zijn er al. Zo ging het bij ons. Eind september hadden we een paar familiefeesten, waaronder een doop in Zuid-Tirol en een verjaardag in Zwitserland. Terwijl het tweede gerecht van het doopmenu op de Seiser Alm werd geserveerd, ging de telefoon: Hallo Christine, we zijn er! Heeft u de woning al klaargemaakt? Waar kunnen we slapen?”

Bijna viel de knödel uit mijn mond. Wat? Onze Moldaviërs waren na drie maanden uit het niets weer opgedoken — ze hadden werk en geld nodig. Helaas hadden ze nog steeds onze sleutels van hun klus in het voorjaar. Handig voor hén, want ze konden zo het huis in. Ze zijn eerlijk, dat is het probleem niet. Maar ze werken als bezetenen — dat is het probleem. Ze zeggen ook niet: “We beginnen in de slaapkamer”, nee, ze zeggen: “We vallen de slaapkamer aan.” Dat past beter.

Dus ik moest daar, op de alm, tussen knödel en reegebraad, beslissen welke kleur de muur van de logeerkamer moest krijgen, welke vloer erin moest en waar de stopcontacten moesten komen. Tegelijk moest ik een verhuurster bellen om te vragen of haar kleine houten huisje weer vrij was, zodat de drie vakmannen daar konden slapen.

Gelukkig gaat het slecht met Frankrijk, en is iedereen blij als er contant geld uit de hemel valt. Johanna, de verhuurster, stemde meteen toe: U hoeft alleen een spoedoverboeking te doen bij de bank, geen probleem.” De eerste 1200 euro was ik dus al kwijt.

Het dessert kwam — apfelstrudel met vanille-ijs — maar ik staarde alleen naar mijn smartphone: bling, bling, geld overgemaakt. Johanna blij, het geld was al binnen. De Moldaviërs ook: “We hebben nu een bed, dank u!”

Mijn petekind huilde en schreeuwde — ik had de lieve, goede tante moeten zijn bij de doop — maar in mijn hoofd ging het alleen over parket of tapijt in de logeerkamer. Mijn man zag in gedachten al bergen stof: “We hebben nog geen deuren. Als we thuiskomen, is alles wit!”

We waren gespannen tijdens de doop en ook op het verjaardagsfeest de volgende dag in Genève. We konden niet wachten tot het voorbij was — we moesten de Moldaviërs gaan controleren.

Om vijf uur ’s ochtends stonden we op. Het hotel in Genève had een fortuin gekost, maar we sloegen het uitgebreide ontbijt over en reden meteen richting Provence. Geen mens op de snelweg, geen file bij Valence, geen flitspaal — met 150 km/u doken we de afrit bij Bollène in. De zon kwam stralend op boven de wijngaarden, de Mont Ventoux lichtte helder op aan de horizon. We stopten met piepende banden op ons terrein.

Bogdan had onze grasweide veranderd in een NAVO-oefenterrein: alles was plat, er stonden torens van zand en betonblokken, een betonmolen draaide, stapels travertinplaten lagen bij het zwembad. “Wij hebben alvast materiaal gehaald,” zei Andrei, “we weten dat jullie van travertin houden.” Ja, zeker — maar niet overal! We moesten opschieten, want de Moldaviërs waren sneller dan wij.

Onze tegelhandelaar was ook blij dat we geen tijd hadden — we kochten zijn oude voorraad. We vroegen niet: “Wat kost dat?”, maar: “Heeft u dat op voorraad?”
We namen Italiaanse tegels die al vijftien jaar in het magazijn lagen te verstoffen. Ze heetten Le Palais des Papes en waren geïnspireerd op de tegels uit het pauselijk paleis in Avignon. Wij vonden dat prachtig. De tegelhandelaar ook — hij laadde het stoffige spul opgelucht in onze nieuwe auto. Eindelijk was zijn ‘Pausenpaleis’ weg.

Zo ging het ook met de marmeren wandtegels: het magazijn raakte eindelijk leeg, wij kochten alles wat er nog was. Geen dag wachten — want de Moldaviërs zaten ons op de hielen. Nog een week, dan was de hele spookshow voorbij.

Wie ooit ongeduldig op vakmannen heeft gewacht: geloof me, vakmannen die te snel zijn, zijn veel erger dan vakmannen die te langzaam zijn.

Begin november krijgen we vermoedelijk een soort ontlastingsdepressie: we weten dan niet meer wat we moeten doen. Alles is af. Hopelijk ligt er nog genoeg stof en vuil, dan kunnen we tenminste tot Kerst schoonmaken. Dat is toch ook wat waard.

 
column Christine Maack
column christine maack
column Christine Maack

Christine Maack,  36 jaar journaliste bij de Saarbrucker Zeitung, schrijft voor e-magazine Hans in the Provence maandelijks een column over haar ervaringen met het renoveren van haar net gekochte huis bij de Mont Ventoux. Over de aannemer, de loodgieter, de tuinman en het leven in een voor haar nieuw Frans dorpje bij de Mont Ventoux.

Nieuwsbrief

Abonneer je op de gratis nieuwsbrief van e-magazine Hans in the Provence. Dan weet je zeker dat je geen artikel over de Provence meer mist! 

Heb je vrienden die het e-magazine Hans in the Provence ook leuk zouden vinden? Stuur dan de link naar ze door! Dat zou heel fijn zijn!

Heb je vrienden die het e-magazine Hans in the Provence ook leuk zouden vinden? Stuur dan de link naar ze door! Dat zou heel fijn zijn!

Geef een reactie

Translate »
Scroll naar boven

Ontdek meer van Hans in the Provence

Abonneer je nu om meer te lezen en toegang te krijgen tot het volledige archief.

Lees verder