De lente begint hier al als ik nog niet eens uit bed ben. Terwijl ik langzaam wakker word, tekenen dunne zonnestralen lichtstrepen door de kieren van de houten luiken. Het oogt bijna als een belofte. Buiten is het nog fris, maar zodra ik de luiken opensla, voel ik de zon al voorzichtig aan mijn huid trekken.
Beau staat ongeduldig bij de deur. Wanneer hij met mij de ochtendwandeling maakt, weet hij precies wat er gaat gebeuren: een lange tocht door de weilanden naar het dorp. Toch loopt hij altijd zijn eigen route. Honderden meters voor me uit, zijn staart fier omhoog, alsof híj mij de weg wijst. Pas in het dorp, waar alle geuren van andere honden samenkomen, laat hij zich echt afleiden. Terwijl hij zijn plichten doet, sta ik trouw klaar met mijn plastic zakjes. Geen groots moment, maar juist in zulke kleine, eenvoudige scènes ligt de eenvoud van het leven.
Langs de weg ontluiken de eerste coquelicots, die hun vuurrode kopjes opheffen tussen het frisse groen. In de wijngaarden spatten de jonge blaadjes open aan de oude wijnstokken, de amandelbloesem dwarrelt omlaag en de kersenbomen kleuren langzaam groen. De markten vullen zich met de eerste oogst: aardbeien en asperges, die volop in de dorpen wordt gevierd.
De dagen worden langer en soms tilt de zon de middag zomaar boven de twintig graden. En dan komt de drukte, het moment waarop de eerste bezoekers zich aandienen. Markten die volstromen, parkeerplaatsen die vollopen. De hectiek verdrijft de rust. Nu ik voor het eerst de winter en de overgang naar de lente in de Provence doorbreng, voel ik pas echt het verschil. En in mij groeit een vreemd verlangen: een verlangen naar die trage ochtenden, naar het strakke diep blauwe licht, naar het lege pad voor mij uit.
In L’Isle-sur-la-Sorgue, tijdens de grote antiekmarkt, is het weer dringen rond kraampjes en terrassen. Ook de kleinere dorpen, zoals Bédoin aan de voet van de Mont Ventoux, ontwaken in een haast vanzelfsprekende drukte. De vakanties zijn begonnen. Eerst de Fransen en de Duitsers, gevolgd door de Belgen, en niet veel later de Nederlanders.
De lente in de Provence lijkt maar even te duren, zo snel groeit alles. Zowel in de natuur, het aantal toeristen als de prijzen op de markt. Maar oh, wat is het lekker, die warmte op je lichaam te voelen, de energie die het oplevert. Bij mij, bij iedereen die je tegenkomt. Een nieuw seizoen begint, nieuwe kleuren ogen hoopvol.
Wie haar vangt in een geur, op een markt, in een ochtendwandeling met een hond die zijn eigen wetten volgt, of op een fietstocht over een landweggetje tussen de wijnvelden neemt haar mee. Bewaart haar. Als een cadeautje. Ik in ieder geval wel. Herken je dat?
Lees hier eerdere columns van Hans Brouwer in deze serie:
Column: het licht in de Provence
Column: de winter in de Provence!



